Wij proberen in het hoger onderwijs iedere student zo goed mogelijk onderwijs te geven. We willen geen talent verloren laten gaan. Daarom organiseren we doorlopende leerlijnen, veel voorlichting, peercoaching en tutoren om iedere student zo succesvol te laten studeren. Maar de vraag is of de massaal georganiseerde begeleiding van talent naar het hoger onderwijs niet jaren te laat komt?
Raj Chetty (Harvard) publiceerde recent de eerste resultaten van een longitudinaal onderzoek naar de levensloop van bijna 12.000 kinderen die in Tenessee, USA, in 1979 zijn geboren. Hij had de beschikking over hun schooltesten op vijfjarige leeftijd, dus tijdens hun preschool. Chetty heeft de beschikking gekregen over de belastingformulieren 2007 van deze 12.000 personen. Hij wilde onderzoeken of er een correlatie is tussen het kennis- en vaardigheidsniveau op vijfjarige leeftijd en de levensloop tot 28 jaar. Als een vijfjarige beter scoorde in het assessment, is hij dan na 23 jaar ook succesvoller? En zijn er oorzaken in de preschool aan te wijzen? Interessant onderzoek, nietwaar?
De onderzoekers wisten door het assessment van de vijfjarige kinderen allerlei gegevens van ieder gezin waarin het kind opgroeide. Het opleidingsniveau en de sociaal economische positie van de ouders waren bekend. Men corrigeerde daarvoor. En men kende de 79 scholen, de groepssamenstelling en de betrokken docenten. En wat bleek? Ik vat het kort samen. De onderzoekers brachten het inkomen op 28-jarige leeftijd in verband met de prestaties van de vijfjarigen. En er bleek een sterke correlatie. Bij ieder procent betere prestaties op vijfjarige leeftijd ging het jaarinkomen 23 jaar later met bijna $ 1000 omhoog. Maar er was meer. Hoe beter de vijfjarige presteerde des te meer is hij 23 jaar later gehuwd. Hoe beter de vijfjarige presteerde hoe meer hij of zij een huwelijkspartner had gekozen met een hoger verdienpotentieel. Ook bleek er een sterke correlatie met het bezit van huizen. De slimste kleuters hebben op 28-jarige leeftijd een koopwoning en de slechts presterende kleuters hebben later een huurwoning. En de waarde van de koopwoning blijkt evenredig toe te nemen overeenkomstig de prestaties op vijfjarige leeftijd. De onderzoekers schrijven dat ze jammer genoeg uit de belastingformulieren geen betrouwbare en volledige gegevens over de gezondheid konden afleiden. Maar uit veel ander onderzoek is wel duidelijk dat de leeftijdsverwachting, het lichaamsgewicht en een deel van het aantal kankergevallen rechtstreeks correleren met inkomen en maatschappelijke status. En dat geldt ook het aantal slachtoffers van gewelddaden en moord. Het is dus redelijk om te veronderstellen dat naast inkomen ook de latere gezondheid en gevoelens van veiligheid deels al na vijf levensjaren worden vastgelegd.
De volgende vraag was of te onderscheiden is wat er werkelijk toe doet in de preschool? Ook dat is in kaart gebracht. Men heeft de groepen met docenten die al langer dan 9 jaar peuter- en kleuter onderwijs gaven vergeleken met de groepen waar docenten staan met minder dan 9 jaar ervaring. En wat bleek? De pupillen van de meer ervaren docenten verdienden later aanzienlijk meer dan de andere groep. De economische waarde van dit verschil is ook uitgerekend aan de hand van de latere verschillen in salarissen van vergelijkbare groepen. Het bleek dat voor een klas van 20 kinderen een ervaren en goede docent $ 320.000 per jaar aan toegevoegde waarde heeft! Een ervaren docent maakt dus veel verschil! Vervolgens sorteerde men op groepsgrootte. Kinderen uit groepen tussen twaalf en zeventien leerlingen presteerden later significant beter dan de leerlingen uit de groepen groter dan 20. En nog een derde markant verschil. Vergelijkbare leerlingen in groepen met gemiddeld hoge prestaties presteerden later ook beter. Uit het onderzoek bleek dat kinderen met dezelfde startpositie als peuter door een beter niveau van de groepsgenoten op 28-jarige leeftijd significant succesvoller waren. Alle kinderen blijken daar voordeel bij te hebben, zowel de slimme als de minder slimme.
Bij al deze onderzoeksdata corrigeerde men de culturele, sociaal-economische en etnische factoren. In zoverre wij dat natuurlijk kunnen. Men vergeleek steeds kinderen die uit hetzelfde type gezin kwamen. De conclusie mag zijn dat de leerprestaties van het jonge kind tot vijf jaar heel erg bepalend lijken voor de rest van de levensloop. En de onderscheidende factoren zijn de kwaliteit van de docent, de groepsgrootte en de kwaliteit van de peers in de lesgroep.
Het is een interessant onderzoek. Er is niet eerder op een dergelijk grote schaal longitudinaal onderzoek naar de samenhang van onderwijs aan peuters en kleuters en de levensloop gedaan. Het wijst in dezelfde richting als het eerdere onderzoek van James Heckman naar de levensloop tot negentien jaar van de pupillen van de Perry Preschool in Michigan. En als deze conclusies de komende jaren vaker ondersteund gaan worden door nieuw onderzoek dan wordt het zaak dat we nog veel meer inzetten op de kwaliteit van het onderwijs aan één- tot vijfjarigen. In die levensfase gebeurt het, dan wordt het fundament voor het leervermogen gelegd. Dat vindt plaats in het gezin, maar voor een deel ook in een groep met leeftijdsgenoten en een professionele docent. Voor kinderen met hoogopgeleide ouders is de winst van de preschool beperkt, dat spreekt van zelf. Een gezin met hoog opgeleide ouders heeft al de potentie om een erg stimulerende leeromgeving te zijn. Een preschool met goed opgeleide en ervaren docenten is dan een versterking van de leeromgeving thuis. Daarentegen geldt voor kinderen uit gezinnen met laag opgeleide ouders dat kwalitatief goed peuter- en kleuteronderwijs van het allergrootste belang is. Deze kinderen hebben een goede peuterschool nodig om het echt aanzienlijk beter te doen dan hun ouders. In Nederland hebben volgens het CBS de drie noordelijke provincies en Zeeland en Limburg de grootste concentratie gezinnen met laag opgeleide ouders. Er zijn daar dientengevolge relatief veel kinderen met een leerhandicap. Dit zijn autochtone kinderen met grote leerachterstand op jonge leeftijd. Van generatie op generatie wordt deze leerachterstand doorgegeven. Met aanzienlijke negatieve gevolgen voor zowel het individu als de samenleving. En in de Randstad leeft de hoogste concentratie allochtone gezinnen met laag opgeleide ouders. Daar gebeurt hetzelfde. Hoewel de meeste allochtonen pas drie generaties in Nederland wonen, lijkt ook daar een patroon te ontstaan dat van generatie op generatie de leerachterstanden worden doorgegeven. Uit onderzoek blijkt dat remedial teaching later erg kostbaar en uiteindelijk weinig effectief is. Ook al helpt het even, er is in de loop der jaren daarna toch sprake van een fade-out-effect. Toch is dit het enige dat we kunnen doen. Op achttienjarige leeftijd proberen om met aansluitprogramma’s, extra huiswerkcursussen en tutoren de overgang naar het hoger onderwijs te verbeteren is goed en noodzakelijk. Maar waarschijnlijk is het veel effectiever om iedere peuter vijf ochtenden in de week een goed georganiseerde school met een doortimmerd curriculum en ervaren goed opgeleide docenten aan te bieden. En daar blijft het natuurlijk niet bij. Ook al heb je kwalitatief goed onderwijs voor één tot vierjarigen, dan nog moet je alle talenten zorgvuldig verder ontwikkelen in de basis- en middelbare school. De samenlevingen die dat het beste doen zullen straks het meest welvarend zijn. In de rankings van de Worldbank, OECD en World Economic Forum zullen die landen helemaal bovenaan prijken. Let maar op. Het studiesucces van onze achttienjarige student wordt al voor een groot deel op de peuterschool bepaald. Zullen we snel van alle peuterspeelzalen en crèches echte preschools met een pedagogisch doel maken? Dan kunnen we de juffen die onze peuters goed onderwijs geven best een jaarsalaris van $ 300.000 betalen. Dat verdient zich zelf heel snel terug.