Studenten zijn net mensen. Als je hun gebruiksaanwijzing goed gelezen hebt, is het gemakkelijk om ze aan het studeren te krijgen. Een pets en een koekje helpen, mits allebei gedoseerd en op het juiste moment uitgedeeld. Een docent die alleen petsen uitdeelt raakt al snel aan de grenzen van zijn invloed. Een docent die alleen koekjes uitdeelt mist meestal vanaf het eerste moment ieder gezag om invloed uit te oefenen. Aldus de gebruiksaanwijzing.
De Haagse Hogeschool kent 18.000 studenten. Ongeveer 7.000 zijn van niet-westerse afkomst. Dit zijn bijna allemaal studenten die de eersten zijn in hun families die in het hoger onderwijs studeren. Dat is een moeilijke opgave. Immers, ouders kunnen hun kinderen helpen om de juiste keuzes in het leven te maken. Dat geldt bovenal als het school betreft of als het niet allemaal meezit. Maar dan moet de ouder wel overzicht hebben, anders vervalt die al snel in goed bedoelde maar verkeerd uitpakkende adviezen. Veel allochtone ouders hebben dit overzicht niet, omdat ze het hoger onderwijs niet uit eigen ervaring kennen. Ik vind het dus ook niet zo verbazingwekkend dat de studieprestaties van de allochtone studenten lager zijn dan van de meeste andere studenten. Je kunt de huidige prestaties van allochtone studenten zowel negatief als positief waarderen. Negatief is dat ze bijna 20 procentpunten studiesucces achterlopen op studenten van Nederlandse afkomst. Ze hebben vaak een taalachterstand in het Nederlands. Dat noemen we een deficiëntie. Kortom, je kunt dit beschouwen als een achterstand. Maar je kunt ook zeggen, ondanks alle hordes die ze moesten nemen, zijn ze toch in grote getalen in ons hoger onderwijs gekomen. Wat knap dat dit niveau al bereikt is! Dus heel positief. Ik denk dat voor beide invalshoeken iets te zeggen is. Een vreemde paradox? Je kunt het ook omdraaien. Als ik de allochtone student steeds negatief zie, dan zie ik vooral zijn achterstanden. En als ik vooral hun achterstand zie dan doe ik ze tekort, want hun weg naar het hoger onderwijs kende vele obstakels. Als ik daar tegenover alleen maar denk dat allochtone studenten geweldige talenten zijn dan ben ik waarschijnlijk een wereldvreemde docent.
Je kunt het ook op individueel niveau bekijken. Het doel van onderwijs is om een student al lerende steeds zelfstandiger te maken met voldoende realiteitszin over zichzelf en zijn omgeving. Als je positief discrimineert help je de student in de puree. De student zal gaan denken dat hij de stof of vaardigheden al beheerst terwijl dat nog onvoldoende het geval is. Met de spanningen tussen student en docent die in een multiculturele hogeschool altijd aanwezig zullen zijn, is een risico dat docenten zich gegijzeld voelen door de wens om de studenten te ‘helpen’. Goed of excellent onderwijs geeft iédere student feedback op zijn kennis, inzichten en professionele houding. Dat moet integer gebeuren. In een multiculturele omgeving bestaat het gevaar om te gemakkelijk te worden. Dat is niet in het belang van de student, het helpt de allochtone student zelfs van de regen in de drup. Ook daarom is werken in onze hogeschool zo uitdagend. Onderling praten over onze achterliggende waarden waarmee we studenten beoordelen is belangrijk. Dat geeft steun. En dan moet je bedenken hoe je de student feedback geeft die effectief is.
Een voorbeeld uit mijn werk. Twee studentes liepen bij mij binnen en hadden de klacht dat ze gediscrimineerd werden door hun docente Nederlands. Al vier keer hadden ze een onvoldoende gehaald. Ik vroeg of er ook een co-corrector was. Ja, maar dat interesseerde ze niet. Deze docente had de pik op ze en ze discrimineerde. “ Wat is dan discriminatie?” vroeg ik. “Het is toch helemaal niet nodig om goed Nederlands te schrijven”, zeiden ze. “Dat is discriminerend.” “Vinden jullie dat echt?” “Ja”, zeiden ze. “Maar kun je dit beroep uitoefenen als je niet goed Nederlands kunt schrijven?” Ik zag ze boos worden. “Het kan toch ook in het Engels?” “Natuurlijk”, zei ik, “maar dan had je voor een Engelstalige opleiding moeten kiezen.” De studenten werden wantrouwig naar mij. Ze dachten dat ik hun docente altijd zou steunen en hen niet. Ik vroeg ze of ze voor het laatste tentamen een aantal dagen en avonden gedisciplineerd gestudeerd hadden? Het bleef stil. Ik zag dat ik ze niet kon overtuigen. Na dit gesprek hebben twee andere docentes zich ingespannen door deze studentes bijles te geven. En dat lukte. Enige maanden later studeerden ze af. Maar helaas, vrees ik, zonder dat ze in staat waren om hun eerste docente te waarderen.
In onze hogeschool nemen de docenten elk moment van de dag besluiten die de leeromgeving van studenten bepalen. Het doel van ons werk is om de studenten op te voeden tot wereldburgers en de beginselen van en liefde voor een beroep bij te brengen. Dat is onze pedagogische opdracht. Dat doen we met vele didactische middelen. Daarmee bepalen de docenten de leeromgeving en de leerstimuli voor studenten. De ouderwetse pets en het koekje, beide natuurlijk in overdrachtelijke zin, strijden dan voortdurend om voorrang. En de docent die ze beide gecontroleerd en doelgericht gebruikt lijkt aan dit immanente dilemma van opvoeden te ontsnappen. En dit is heel voordelig voor zowel onze autochtone als allochtone studenten.
Door mijn contacten met allochtone studenten door de jaren heen heb ik veel vertrouwen in hen gekregen. Ik zie dat ze graag leren. De vooruitgang is groot, maar kan beslist nog beter. Als docenten zich goed bewust zijn van het effectief doseren van positieve en negatieve feedback stimuleren ze de studenten tot betere prestaties. En dat is een hoopvol perspectief.
gesproken column tijdens een symposium van Stichting Synthesis en De Haagse Hogeschool | gepubliceerd in Focus | download PDF van deze columns