Ongelijkheid, té veel van een goede zaak

Dat er ongelijkheid in onze samenleving bestaat is overal zichtbaar. In onze moderne samenleving vinden we dat lang niet altijd prettig want ons ideaal is dat ieder overeenkomstig zijn verdienste bijdraagt én ontvangt. Maar dat gebeurt niet. Er zijn een paar grote spelvervuilers. Ik zal er hier één behandelen.

Onze studenten komen voor de helft uit milieus met minder sociaal-cultureel kapitaal. Het halen van diploma’s op jonge leeftijd is een belangrijk middel om je een goede positie overeenkomstig jouw talenten te verwerven. Waarom lukt dat velen niet? Studeren ze niet hard genoeg? Zijn ze niet intelligent genoeg? Ik denk dat we het antwoord elders moeten zoeken. Ieder kind leert in alle levenssituaties, maar niet overal evenveel. De school is geschikt voor heel veel leren, sommige gezinssituaties ook, maar andere weer helemaal niet. Er is heel wat straat- en gezinsleven waar letterlijk niets te leren valt.

In een recent boek van James Heckman las ik over de leerprestaties van kinderen uit arme en rijke gezinnen in een openbare school in Baltimore. Hoeveel leert een kind tijdens de schoolperiode en hoeveel tijdens de 16 weken vakantie? De cijfers spreken voor zich. Men gebruikte als maatstaf de CAT-methode (California Achievement Test).

Jaarlijkse leerwinst Lezenlaag inkomen Lezenhoog inkomen Rekenenlaag inkomen Rekenenhoog inkomen
Tijdens schoolperiode 38,6 38,1 37,1 37,3
Tijdens vakantie 0,1 9,3 – 1,6 5,0

Het eerste dat op valt is dat in een public school de kinderen uit de lage inkomens gezinnen even veel leren als de kinderen uit de rijke gezinnen. Het grote verschil zit ‘m in de jaarlijkse vakantieperiode. Kinderen uit de rijke milieus leren tijdens de vakanties veel door. Bij de kinderen uit de sociaal economisch lage milieus staat het leerproces 16 weken per jaar stil of er is zelfs sprake van achteruitgang. Na acht jaar basisschool is het effect dramatisch. In het voordeel van het ene kind en in het nadeel van de ander. En vooralsnog staat dit verschil los van het potentiële talent van ieder kind. Er is gewoon een groep kinderen die de kans niet krijgt omdat ze opgroeien in een omgeving die hen zeer weinig leerstimuli biedt.

Knap als een deel van de kinderen die uit sociaal economisch lage milieus komen dan toch het hoger onderwijs halen. Dat impliceert dat er in die groep nog veel onbenut talent schuilt, een soort onontgonnen goudmijn. Nu moeten we het goud nog delven!

Bovenstaande kennis haal ik uit het boek Inequality in America: What Role for Human Capital Policy? van Alan Krueger en James Heckman, Nobelprijswinnaar voor Economie in 2000. Hij beredeneert dat de VS de wereldwijde competitie alleen maar bij kan houden als alle talenten op jonge leeftijd ontwikkeld worden. Met name voor de bottom half levert meer onderwijstijd veel leerwinst op. Daarom pleit hij voor twee maatregelen:

  • alle kinderen van één tot vier jaar moeten naar een goed geoutilleerde preschool met hoog opgeleide docenten;
  • voor alle kinderen van vier tot vijftien jaar in de achterstandswijken moeten er vouchers voor summercourses komen.

Het zijn precies de twee belangrijkste aanbevelingen die Barack Obama heeft meegekregen voor zijn onderwijsbeleid. Een beetje ongelijkheid tussen mensen is goed, het stimuleert tot betere prestaties, maar als de ongelijkheid te groot wordt, verliest de samenleving veel talent. En veel studenten die bij ons binnenkomen hebben met bovenstaande te maken gehad. Knap van hen als zij dan in vier jaar weer een stuk verder komen. En knap van onze docenten.

gepubliceerd in focus | download PDF van deze column