Recent mocht ik een gastles filosofie geven in een reeks van Paul van den Berg. Paul geeft in Rijswijk filosofielessen. Ik verheugde me er al lang van te voren op. Ik ben afgestudeerd op Spinoza en gaf vele jaren filosofieles aan de Hogeschool Rotterdam. Dus dit was een uitgelezen kans om op herhaling te gaan. De lessencyclus behandelt ethische dilemma’s in beroepen. En Paul vroeg me om een ethisch dilemma uit mijn eigen werk aan de studenten voor te leggen. En hij had ook al een onderwerp voor me. Is de studieloopbaanbegeleiding een integraal onderdeel van de taak van iedere docent? Of is studieloopbaanbegeleiding een heel aparte taak die het beste door specialisten kan worden vervuld?
Ik begon met een uitleg over de noodzaak van studieloopbaanbegeleiding. Ik vind een goede begeleiding erg belangrijk. Toch laat de Reflector zien dat studenten de studieloopbaanbegeleiding niet hoog waarderen. Mijn stelling was dat je kunt onderzoeken of dat komt omdat het idee fout is of de uitvoering inadequaat.
Kan het idee fout zijn? Ja, dat kan. We stellen vragen over iets dat een student over vier tot tien jaar gaat doen. Zijn dat vragen die het hart van de student kunnen bereiken? Heel veel studenten hebben voor een studie gekozen, niet voor een beroep, althans nu nog niet. En ik heb eens aan een paar vijftigers om mij heen gevraagd of zij mij kunnen vertellen wat zij over zes jaar zullen doen? Er volgde een grote stilte. Studieloopbaanbegeleiding is een mooi idee maar werkt het?
Kan het zijn dat de uitvoering onder de maat is? Ook dat kan, immers we hebben er nog niet zo lang ervaring mee, alle begin is moeilijk en misschien zou bijscholing helpen. Ik was nog niet uitgesproken of de discussie brandde los. Er waren ongeveer 50 studenten technische bedrijfskunde aanwezig. Zij hadden als voorbereiding een tekst van Paul over dit onderwerp gelezen. En zij hadden hun eigen ervaringen. Ik was even bang dat iedereen het met elkaar eens zou zijn. Ik hoorde ze zeggen dat iedere docent goed moet kunnen begeleiden, anders is hij geen goede docent. Doceren en met de student over zijn sterke en zwakke kanten en zijn toekomst praten horen bij elkaar was de overheersende mening. Langzaam maar zeker kwamen er ook enkelen die toch wat voordeel zagen in een geheel afzonderlijke functie, docenten die alleen studieloopbaanbegeleiding doen. Daar stelden anderen tegenover dat zij veel liever door de docent worden begeleid die hen ook in het onderwijs meemaakt. Die is meer betrokken op het individu. Ervaringen met docenten die je alleen ziet als je na enige maanden weer een gesprek hebt sprak de grote groep niet aan. De uitslag van deze discussie was wel duidelijk in het voordeel van de docent met een brede taakopvatting.
In de laatste 20 jaar is er in het onderwijs regelmatig gesproken over differentiatie van de docententaak. Het idee is dat een docent niet alle taken even goed kan uitoefenen. Sommigen geven beter les, anderen kunnen beter het curriculum ontwikkelen, sommigen zijn goed in assessen en toetsen of stages begeleiden of studie begeleiden en niet te vergeten het organiseren van de onderwijsuitvoering. Stel dat we à la Taylor in de industrie alle taken opknippen en daar specialisten voor benoemen? Gaat het dan beter in ons onderwijs? Zouden docenten dat plezieriger vinden omdat ze, zo is de theorie, alleen op hun sterke punten worden aangesproken? Of gebeurt het tegendeel en zijn veel docenten ongelukkig omdat ze een te smal takenpakket hebben gekregen en het totaal niet meer kunnen overzien?
De studenten in Rijswijk benoemen het gevaar van Taylor, zij hebben liever docenten die hen goed kennen, die zich betrokken tonen met de student. Ook Paul was erg duidelijk in zijn oordeel, hij zegt niet te willen en kunnen functioneren als docent als hij niet gelijktijdig ook de studieloopbaanbegeleiding voor zijn rekening kan nemen. En zo eindigt mijn herhalingsoefening over een ethisch dilemma in mijn werk met een eclatante oproep om de docent zoveel mogelijk als een integrale professional te blijven zien, een professional die alle aspecten van zijn werk voldoende tot goed moet beheersen en zich niet laat terugdringen naar afzonderlijke aspecten. Ik reis terug van Rijswijk naar de Laakhaven, wat was het weer stimulerend om met deze studenten te discussiëren! Ik stond nog met vijf van hen na te praten, over hun toekomst. Zij wilden nog verder studeren, aan de TU Delft of in het buitenland. En ik dacht, er ligt nog een wereld voor ze open. Ik hoef ze geen enkele studiebegeleiding te geven, ze weten het zelf heel goed. Zij worden professionals.
gepubliceerd in Atrium | download PDF van dit column