“Op de universiteit leer je weinig………in vergelijking met het basisonderwijs”. Aldus begon ik laatst mijn toespraak tot vijftien collega’s van de universiteiten. In het midden van de zin even stil houden helpt om de gezichten te doen verstarren. En als je dan de rest uitspreekt dan is de cognitieve dissonantie compleet. Althans voor deze doelgroep. De code gebiedt de beschaafde luisteraar de spreker niet direct na de eerste zin in de rede te vallen, dus men zit gevangen in een web van twijfel en aanvalsdrift.
Ik kon rustig doorpraten, en had in dit geval twee uur tot mijn beschikking, dus tijd genoeg om de zaken eens flink door te nemen. Ons denken over onderwijs is meestal gekleurd door een hiërarchie die we aanbrengen. Het lager onderwijs heette niet voor niks lager onderwijs, dan het middelbaar onderwijs en daarna volgt het hoger onderwijs. Laag en hoog zijn sterk normerende begrippen. De meeste mensen twijfelen er niet aan dat een lagere school niet direct een kennisinstelling genoemd kan worden en een universiteit wel. Natuurlijk wel, dat is toch logisch. Als je deze denkwijze analyseert dan kom je terecht op een hiërarchie die we aanbrengen in soorten van kennis. De kennis op de basisschool is van een meer elementair niveau, zeg maar 3+3=6. En als je zes jaar bent dan leer je schrijven, aap, noot mies, of het woord idee. En dat betekent iets. Op de universiteit gaat dat heel anders, daar rekent men met algoritmen of in de macht e en zegt men cognitieve dissonantie als men doelt op een interessant idee. Het verschil is ons wel duidelijk, de universiteit draagt veel hogere kennis over. Knap.
Maar als we naar de individuele leerlijn kijken, hoe is dan de hiërarchie? Een individu leert op vier- tot tienjarige leeftijd lezen, schrijven en rekenen. Maar wat leert het individu nog meer? Er worden vriendjes gemaakt, er wordt geravot, er wordt tijdsdiscipline aangeleerd, er worden verhalen verteld, er wordt een netwerkje opgebouwd, er worden plannen gemaakt en teleurstellingen worden overwonnen. De kinderen leren culturele, emotionele en sociale competenties. De klassen van de basisschool zijn de heipalen voor de rest van het onderwijs. De gevel zal later staan te pronken maar de stabiliteit hangt eerder samen met de kwaliteit van de heipalen. Na het tiende jaar zijn de leerlingen grotendeels gevormd, ook in hun leervermogen. Op de middelbare school voegen we daar nog iets aan toe. En in het hoger onderwijs is het enkel nog een kwestie van een mooi verfje. Als je de focus op de leerlijn van het individu legt dan is niet de universiteit de meest bepalende factor maar datgene dat in het basisonderwijs wordt geleerd, tijdens de meest bepalende periode. Dan is de lagere school eigenlijk het casco huis, de middelbare school is de inrichting en het hoger onderwijs is de kleurstelling. Deze hiërarchie is volstrekt tegengesteld aan de common sense.
Na twee uur dialogisch gesprek vroeg ik mijn collega’s wat hen het meest was bijgebleven. Het antwoord was eenduidig: “Op de universiteit leer je weinig ………..in vergelijking met het basisonderwijs”. Opgelucht reed ik terug naar de Haagse Hogeschool.
gepubliceerd in Focus | download PDF van dit column