Een paar jaar geleden sprak ik een derdejaars student van de opleiding bestuurskunde aan een Nederlandse universiteit. Hij had eerder gymnasium B met veel negens afgesloten en ging dat jaar zeker zijn bachelor halen. Hij maakte op mij een intelligente indruk met een overdosis aan sociale en culturele vaardigheden. Hij vertelde dat het vakgebied hem steeds meer boeide, dat de opleiding erg gemakkelijk bleek en de hoogleraren matig interessant waren. Ja ja, zei ik, dat kun je wel zeggen maar dit is het niveau van de Nederlandse universiteiten. Hij wilde naar een topuniversiteit in het buitenland en hij had zijn oog laten vallen op bestuurskunde aan een Grande École in Parijs. We bespraken met zijn vader wat dat zou betekenen, toelatingsexamen, negen van de tien worden afgewezen en reken maar op 100.000 € aan private kosten als hij daar zijn master en promotie doet. Zijn vader vond dat erg kostbaar, ik sprak hem direct tegen en reageerde. Als je nou tot je 67ste blijft doorwerken, iets minder vakantie en die dure Volvo ruilt voor een eenvoudige Renault dan heb je het geld voor je zoon al bij elkaar. Ik schreef een aanbevelingsbrief voor hem en hij deed met succes toelatingsexamen. Een tijdje geleden hadden we weer email contact. Hij was heel tevreden, hij studeerde daar veel harder dan in Nederland, hij waardeerde zijn hoogleraren en vertelde er trots bij dat hij ook met veel interessante gastdocenten uit de hele wereld in contact kwam. Hij werd voortdurend gestimuleerd tot onafhankelijk denken en grote intellectuele prestaties.
Deze student is zeker niet het gemiddelde van alle Nederlandse universiteitsstudenten. Als je met veel negens van het gymnasium komt hoor je tot een kleine groep met excellente talenten. Ongeveer 15% van de jeugd haalt een diploma vwo of gymnasium. Slechts een klein deel daarvan heeft toptalent. Deze student hoort bij die groep. De Nederlandse universiteiten leveren gemiddeld een heel behoorlijke kwaliteit. Maar toch niet voldoende voor die twee procent van onze jeugd die meer nodig heeft.
Laatst kwam een oud student van De Haagse Hogeschool mij vertellen hoe het hem verging. Jaren geleden was hij begonnen aan De Haagse Hogeschool. Tijdens het eerste jaar klaagde hij bij mij over het gemak van zijn opleiding en over de matig interessante docenten, hij had zich daarin vergist. De student had vwo met gemiddeld een zeven afgerond en zijn vader had gezegd dat een hogeschool toch wat praktischer zou zijn. Ik adviseerde: ga naar de universiteit, direct doen, je kunt nu je keus nog gemakkelijk herstellen. De student herinnerde zich vijf jaar later nog heel goed mijn advies en was daar blij mee. Hij verruilde economie aan een hogeschool voor bestuurskunde aan een Nederlandse universiteit. Hij was ondertussen 23 jaar en haalde zijn master. Hoe vond je de opleiding? Gelukkig wel van een aanzienlijk hoger niveau dan aan de hogeschool, ook de studenten om je heen hebben een ander niveau, maar eerlijk gezegd als je gewoon flink je best doet dan was het ook weer niet zo moeilijk. Wat vond je het moeilijkst aan de opleiding? De ideologie! Welke, vroeg ik hem, ik was nu op mijn op mijn hoede, want ik heb al vaker klachten van oud studenten over de ideologie van Nederlandse bestuurskundigen gehoord. Alles is Amerikaans, de literatuur, het geloof van de hoogleraren, de Angelsaksische wereld gaat boven alles. Praat over nationale veiligheid, over de oorlogen in Irak en Afghanistan, over de verhouding overheid en burger, over marktwerking, alles. En heb je dat tegengesproken? Heb je actief weerwoord gegeven? Nee. Waarom niet? Dat durfde ik niet echt. Naast mijn studieboeken lees ik soms ook andere literatuur, maar mijn professoren tegenspreken, ik heb de indruk dat je dat beter niet kunt doen. Hun geloof is sterk. Ik heb nu mijn master en voel me vrij om verder na te denken over wat ik ga doen. Ik ga me oriënteren op het buitenland, eerst hier een baan zoeken en dan verder kijken. Ik zie een forse jongeman voor me staan, zelfbewust, enorm gegroeid ten opzichte van vijf jaar geleden, hij weet dat hij toegang heeft tot aantrekkelijke banen, maar hij wil eigenlijk graag naar het buitenland. Hoe organiseert hij dat? Mag ik je nog wat boeken adviseren? Ja, graag, ik heb tijd en ben erg geïnteresseerd! Ken je Kishore Mahbubani en Amartya Sen? Nooit van gehoord tijdens je studie? Lezen, heel goed voor jou. Ken je Richard Sennett en Tony Judt? Ja maar dat zijn Engelsen of Amerikanen! Toch lezen, ook die landen hebben een paar onafhankelijk denkende intellectuelen. Ik schrijf de namen op een geeltje en hij vertrekt.
Deze tweede student is een gemiddelde student in het vwo, hij heeft zijn vader ver gepasseerd in opleidingsniveau, hij weet niet zo goed hoe hij zijn doelen moet bereiken en heeft eigenlijk regelmatig een coach nodig. Het is toch mooi als je vwo in zes jaar doet en een universitaire master in vier jaar, dan ben je goed ontwikkeld. En toch heeft hij behoefte aan een begeleider die hem goed op weg helpt. Jammer dat geen van zijn professoren voor hem een echte adviseur is geworden en dat is in dit geval een ernstig falen van de universiteit.
Hoe zit onze jeugd in elkaar? Hoe zijn de onderwijstalenten verdeeld? Is dat in ons land wezenlijk anders dan in andere landen? Daar is natuurlijk veel over te zeggen, maar ik beperk me hier tot de gegevens die ik uit Pisa onderzoeken haal. Van bijna 70 landen worden de vijftienjarigen getest op hun kennis van taal, wis- en natuurkunde. Mooi vergelijkend onderzoek en enorm waardevol om de resultaten van het eigen onderwijs systeem te evalueren en beoordelen. Je kunt uit de statistiek ook halen welk percentage van de jeugd echt toptalent heeft, ik noem dat vwo+ of gymnasium+. Die halen hele goede scores, in de Pisa-indeling niveau 6. Direct daaronder zit een veel grotere groep slimmeriken, ik noem dat het Nederlandse vwo-niveau. In de rijke landen haalt tussen de 10 tot 20% van de jeugd niveau 5, het equivalent van vwo. Aan de onderkant heeft Pisa niveau 1, dan ben je feitelijk ongeletterd. En lager dan niveau 1, dan ben je ongeletterd. De rijke landen in de wereld onderscheiden zich nauwelijks aan de bovenkant. In alle rijke landen behoort twee tot drie procent tot de excellente zeer talentvolle jeugd. Ook als je de range vergroot tot ongeveer vwo/gymnasium-niveau zijn de verschillen in de rijke wereld aan de bovenkant nog steeds klein. De meeste rijke landen hebben dan ongeveer 15% die goed scoort. Finland, Korea, Canada en anderen gaan ons in omvang van toptalenten voor, Nederland scoort goed, de VS doen het slecht in het ontwikkelen van toptalent en de kinderen in Zuid Amerika en Afrika moeten nog heel veel leren.
Daartegenover zijn de verschillen aan de onderkant dramatisch groot. Dat is snel te zien aan de volgende cijfers. Hoeveel procent scoort op niveau 1 of lager? Niveau 1 of daaronder betekent dat de leerling van vijftien jaar niets van de opgave begrijpt. Dan is iedere opgave te moeilijk voor je. Hoeveel procent van de jeugd op vijftien jaar begrijpt er geen snars van? Het antwoord is duidelijk. Finland scoort heel goed met slechts 6% ‘ongeletterden’ voor wis- en 4% voor natuurkunde. Er zijn veel rijke landen die een net iets grotere groep aan de onderkant kent, te groot wellicht. De VS doen het als rijk en beschaafd land aan de onderkant echt uitzonderlijk slecht en ook hier geldt voor Afrika en Zuid Amerika dat de meerderheid van alle kinderen nog erg veel moet leren.
Percentage van de 15-jarige bevolking dat bij wis- en natuurkunde excellent, goed en zeer slecht presteert
Excellente prestatie | Goede prestatie | Ongeletterd | ||||||||||
Gymnasium + | Vwo/gymnasium | Mbo 1 en lager | ||||||||||
Pisa niveau 6 | Pisa niveau 5 én 6 | Pisa niv 1 of lager | ||||||||||
math | science | math | science | math | science | |||||||
Finland | 6% | 4% | 24% | 21% | 6% | 4% | ||||||
Korea | 9% | 1% | 27% | 10% | 9% | 11% | ||||||
Nederland | 5% | 3% | 21% | 13% | 12% | 12% | ||||||
Australië | 4% | 3% | 16% | 15% | 13% | 13% | ||||||
VS | 1% | 2% | 8% | 9% | 28% | 24% | ||||||
Brazilië | 0% | 0% | 0% | 1% | 71% | 61% |
bron: Pisa 2006
De beleidsvraag is nu: waar gaan we iets aan doen, concentreren we ons aan de bovenkant, doen we iets extra’s voor de excellente jeugd, doen we iets extra voor de Nederlandse universiteiten? Of doen we iets aan de onderkant? Kan een modern land met veel technologische ontwikkelingen zich permitteren dat een grote groep van de bevolking ‘ongeletterd’ is? Is extra inspanning voor de bottom half economisch effectiever? Misschien is het ook gemakkelijker om de bottom half in zijn geheel iets op te liften dan de top 10% nog slimmer te maken. De bottom half is laag hangend fruit. De bottom kwart is in ieder geval overrijp fruit, met een beetje extra aandacht kunnen we daar al veel bereiken, dus dat is ons vmbo met zijn drie lagere leerwegen, het speciaal onderwijs en mbo op niveau 1 en 2. Als er één ding duidelijk is dan is het dat Finland, Zweden, Australië, Canada, Hong Kong, Singapore, Japan, Korea, Taiwan en Nederland in staat blijken om aan de bovenkant voldoende te excelleren en tegelijk zijn Finland en Korea in staat aan de onderkant bijna iedereen een voldoende basis voor hun toekomstige functioneren mee te geven. Veel economen hebben al eens voorgerekend hoe effectief het is als een land in staat is om die onderkant op te krikken. Des te opmerkelijker is het dat we veel meer aandacht, geld en talent aan de gymnasiumleerling besteden dan aan een vmbo-leerling, de eerste doet dure studies op kosten van de gemeenschap en krijgt de beste docenten, de tweede heeft vaak matige docenten en moet al snel zijn brood zelf verdienen. Juist die continue onderbedeling van de onderkant maakt gek genoeg dat met extra investeringen daar veel winst valt te behalen. Dat kun je niet eindeloos oprekken, maar nieuw geld naar de onderkant is zeer goed besteed geld. Te beginnen met het peuteronderwijs. De onderste talenten worden dan beter ontwikkeld en zijn geen rem op de ontwikkeling van onze samenleving.
En hoe zit het nu met de toptalenten? Vangen we alle talent wel echt op het goede niveau op? Ik heb hierboven twee voorbeelden gegeven. Voorbeelden zijn slechts voorbeelden en meer niet. Maar laat ik het eens anders benaderen. Als ik naar de Pisa uitslagen voor science kijk dan zie ik dat 25% van de Nederlandse jeugd niveau 4 (ongeveer havo) haalt, 12% niveau 5 (ongeveer vwo) en 2,8% niveau 6 (gymnasium++/vwo++). En dan zie ik het volgende verschijnsel. Niveau 5 en 6 worden in Nederland allemaal in hetzelfde universitaire niveau gestopt terwijl de afstand tussen de onderkant van de vwo-instroom en de slimste gymnasiasten groot is. Met een redelijk gelijkvormig universitair onderwijs in Nederland, er is geen enkele universiteit die er echt uitspringt, gaat dat altijd ten koste van de meest intelligente groep, de kinderen die een IQ boven de 140 hebben of in Pisa cijfers meer dan 670 punten scoren. Er is voor hen alleen maar een curriculum aan Nederlandse universiteiten dat afgestemd is op een IQ van 125 of een Pisa score van 610/620. Daar wringt iets. Waarom doe je als slimme gymnasiast extra vakken, haal je hoge cijfers voor een zeer breed pakket aan vakken binnen en buiten de school en zit je dan twee jaar later in dezelfde collegebanken als een vwo’er die de kantjes er van af heeft gelopen? En met een gebrek aan tophoogleraren? Stel dat er één universiteit in Nederland zou zijn die de beste docenten uit de wereld heeft aangetrokken en alleen de aller slimste vwo’ers en gymnasiasten zou selecteren? Dan zou die bovenste 2 % (3800 studenten per jaar) veel beter aan hun trekken komen. We zouden onze meest briljante jeugd kunnen opleiden tot de beste wetenschappers en tot de beste bestuurders. Ze zouden op hun niveau uitgedaagd kunnen worden om heel veel te leren en onafhankelijk te leren denken en oordelen. Deze topuniversiteit zou in staat zijn om het toptalent uit andere landen aan te trekken, zowel onder professoren als onder studenten. En dat versterkt elkaar. Dit is een fata morgana, want wij hebben niet zo’n universiteit. Geen van onze universiteiten voldoet in de verste verte aan dit beeld. Onze universiteiten voeren een onderwijs- en onderzoeksbeleid dat de middelmaat, weliswaar op een heel behoorlijk niveau, bestendigt. Ze zijn elkaars gelijken en erg geschikt voor de 15% meest intelligente jeugd, maar daarom juist niet geschikt voor de 2% excellente jeugd. En zolang dit het geval is zal ik als ze het mij vragen de meest getalenteerde 2 % van onze jeugd adviseren: ga naar Parijs, München, Cambridge, Boston, Singapore, Tokyo of Seoul. Doe je zelf niet tekort, ga, nu! De wereld ligt voor je open.
En hoe zit het met de hogescholen? Als we ten behoeve van een talentontwikkeling van iedereen gedwongen zijn de 14 Nederlandse universiteiten te splitsen in 13 middle of the road researchuniversiteiten en één echte topuniversiteit, geldt dat dan ook niet voor de hogescholen? Daar zit zeker een knelpunt. De huidige kwaliteitssystemen leiden ook daar tot een angstvallig kopieergedrag. Iedereen beweegt zich ongeveer in hetzelfde curriculum en alles wordt direct gekopieerd en de meeste docenten hebben een iets te laag opleidingsniveau. Toch verzorgen de hogescholen onderwijs voor de jeugd met een IQ net boven de 100 tot ruim boven de 120. Dat is een forse opgave. Je kunt tevoren uittekenen dat bij massaal onderwijs er zowel aan de bovenkant als de onderkant flinke uitval zal ontstaan. In beide gevallen is dat jammer voor zowel het individu als voor de samenleving. Een onderwijsstelsel waarin er sommige hogescholen veeleisend zijn en anderen juist wat makkelijker zou gecombineerd met een aanzienlijk grotere mobiliteit van de studenten en ouders die leren om hun kinderen van 18 jaar los te laten tot een meer succesvolle match tussen het hoger onderwijs en de aanwezige talenten kunnen leiden.
Mijn conclusie. Het aller belangrijkste is dat op alle niveau’s voldoende geïnvesteerd wordt om onderprestatie van het onderwijs te verminderen. Dat begint bij het peuteronderwijs en eindigt pas als iemand na een werkzaam leven kan terug kijken op een leven lang met succes leren, werken en leven. De samenleving zal zich alleen goed ontwikkelen als alle talenten naar hun mogelijkheden ontwikkeld en gebruikt worden. Ik ben realist genoeg om te beseffen dat de seinen op oranje staan en bijna op rood springen. Langzaam maar zeker erodeert de kwaliteit van ons onderwijs. De geschiedenis van het Amerikaanse onderwijs en de Amerikaanse samenleving mag voor ons als afschrikwekkend voorbeeld dienen. Als alle Nederlanders iets minder op vakantie gaan, hun auto inruilen voor een kleinere en langer blijven werken dan is het helemaal niet zo moeilijk om een onderwijsstelsel op te bouwen dat aan alle talenten recht doet. Dan kunnen we aan de onder- en bovenkant ieder een meer uitdagende school met interessante en stimulerende docenten aanbieden. Dan is het mogelijk dat Nederland met zijn goede uitgangspositie in een decennium op gelijke hoogte komt met Finland. En dat lijkt me wel wat.
Pim Breebaart
Mei 2010