De Hotelschool Den Haag selecteert voor de poort! De samenleving niet

“Selectie leidt tot een hoger rendement en minder uitval . Enkele cijfers: de Hotelschool Den Haag heeft 8% uitvallers in het eerste jaar vergeleken met 20-30% in andere economische opleidingen (Dooge, 2005)”. Deze zin is te lezen op pagina 38 van het rapport van de Cie Veerman. De commissie geeft in het hele rapport één voorbeeld uit het hbo. De laatste 20 jaar is door onderwijsbestuurders regelmatig beweerd dat als er aan de poort geselecteerd wordt de uitval vermindert en de rendementen zullen stijgen. De commissie Veerman adviseert de volgende regering om alle universiteiten en hogescholen het recht tot selectie aan de poort te geven. Dit is een gedachte die nu in Nederland van de conferentieoorden naar het Haagse politieke circuit verhuist. Klopt de gedachtegang?  Dus reden genoeg om dat ene voorbeeld onder de loep te leggen.

De Hotelschool Den Haag heeft een lage uitval in het eerste jaar, in 1995 was dat 4% en in 2008 8%. Dat oogt heel wat beter dan de 15% die gemiddeld in het hbo in één jaar uitvalt. De Hotelschool doet het daarmee veruit het beste van alle hogescholen…..in het eerste jaar. Na drie studiejaren zijn bij de Hotelschool 15% van alle studenten uitgevallen en landelijk 23%. Dat is dus dichter bij het landelijk gemiddelde. Een uitvaller van de Hotelschool doet er gemiddeld ruim drie jaar over om uit te vallen. Voor het hbo geldt dat de uitvaller gemiddeld  iets minder dan twee jaar studeert voordat hij stopt. Daarmee heeft de Hotelschool Den Haag veruit  de langste studieduur van de uitvallers van alle hogescholen. De Hotelschool selecteert voor de poort, de school selecteert nauwelijks in het eerste jaar, de uitvallers blijven drie tot vier jaar en verdwijnen dan uit het systeem, zonder diploma. Voor de betrokken student een trauma, voor de hogeschool bedrijfseconomisch erg problematisch, voor de samenleving verloren tijdsbesteding. Een simpele rekensom laat zien dat de Hotelschool de komende jaren naar een uitval van 25% toegroeit. Want als na 36 maanden gemiddeld  15% is uitgevallen zal de uitval na verloop van jaren toenemen tot ruim boven de 25%. En daarmee behaalt de hotelschool nog steeds een iets beter rendement dan het landelijk gemiddelde. De Hotelschool had in de tachtiger en negentiger jaren een acht jaars rendement dat vaak boven de 85% lag. Dat was heel knap. Kijkend naar de voortgang onder de huidige vierde en vijfde jaars studenten is het zeker dat het rendement structureel gaat dalen tot rond de 75%. Het acht jaars rendement van het hbo ligt al jaren stabiel op 69%. En blijft op dat niveau. De afstand in acht jaars rendement tussen de hotelschool en het gemiddelde hbo zal dus kleiner worden.

De Hotelschool Den Haag ken ik al 30 jaar van redelijk dichtbij. Het is een hele mooie hogeschool. In de jaren ’80 van de vorige eeuw was de hotelschool het neusje van de zalm. Iedereen keek tegen ze op en andersom keek deze hogeschool een beetje op de rest neer. Dat was zelfgekozen arrogantie, maar ook wel een beetje terecht. Geen enkele hogeschool kon zich immers meten met de kwaliteit van deze mooie school. De oorzaak daarvan lag in het gegeven dat de instroom van de hotelschool voor 75% of soms nog hoger uit vwo bestond. Wie kon zich daaraan meten? In 1995 was de verhouding tussen de instroom vwo-havo-mbo 66%-24%-10%.  Sindsdien  veranderde dat in 43%-48%-12% voor de instroom 2009. De conclusie is dat het aandeel vwo terug loopt en het aandeel havo toeneemt. Dit is een patroon dat alle hogescholen kenmerkt. Even het landelijk gemiddelde, ook daar is de verhouding vwo-havo-mbo tussen 1995 en 2009 veranderd van 24%-44%-32%  in 12%-50%-38%. Met minder vwo-instroom en meer havo/mbo ontstaat er druk op de uitval en het rendement. Bovendien zijn de uitvalcijfers van deze drie instroomgroepen van de Hotelschool in de afgelopen veertien jaar ook veranderd.  In 1995 viel van alle havisten bij de Hotelschool  5% in één jaar uit en in 2008 11%. Omdat deze verhoging van de uitval structureel lijkt is de conclusie gewettigd dat de Hotelschool  met die vergrote groep havisten zwakker studerende studenten toelaat en daarmee een hogere uitval genereert. Ook dit patroon is kenmerkend voor het hele hbo, hoewel iets minder extreem dan bij de hotelschool en over een grotere periode uitgesmeerd.

Ik zal hieronder de vijfjaars rendementen  van de Hotelschool en het landelijk gemiddelde van 1995 en 2004 presenteren voor de vwo, havo en mbo instroom.  De Hotelschool behaalde in 1995 significant betere studieresultaten met de vwo, havo en mbo instroom dan het landelijk gemiddelde. De instroom van 2004 laat een heel ander beeld zien. De zaken zijn gekeerd. De matige vijfjaars rendementen van de instroom in 2004 en de hogere uitvalcijfers zullen negatief doorwerken op de achtjaars rendementen van 2004 en volgende jaren.

Rendement na vijf jaar voor de vwo, havo en mbo instroom in 1995 en 2004 van de Hotelschool Den Haag en gemiddeld hbo

  Instroom 1995   Instroom 2004
  Hotelschool Gem hbo   Hotelschool Gem hbo
           
vwo 86% 68%   70% 69%
havo 74% 54%   49% 53%
mbo 74% 59%   54% 57%

De Hotelschool bedient nu een groep studenten die gemiddeld een lagere vooropleiding heeft dan 20 jaar geleden. Die verlaging van de vooropleiding vertaalt zich in hogere uitvalcijfers en een lager rendement van de school. Dit is helemaal geen uniek patroon voor deze hogeschool, dit patroon geldt voor alle hogescholen. Alleen is dit patroon bij de Hotelschool vanwege zijn verleden met een zo enorm grote vwo instroom veel beter zichtbaar.  De hogeschool heeft de samenhang tussen de kwaliteit van de instroom en het rendement goed in de gaten. Waarschijnlijk daarom heeft de school de instroom vanuit het mbo de laatste vier jaar stevig terug gedraaid. In 2006 stroomden nog 63 mbo’ers in waarvan 20% in 1 jaar uitviel. In 2009 werden er 28 mbo’ers toegelaten. Het is niet moeilijk te voorspellen dat deze verzwaring van de instroom eisen zich over enige jaren zal vertalen in een opwaartse druk op de acht jaars rendementen.

Zorgt selectie aan de hogeschoolpoort voor beter onderwijs in Nederland? Zorgt het voor betere rendementen en een hogere kwaliteit van de afstudeerders? Het antwoord is positief voor de betrokken hogeschool, in dit geval de Hotelschool Den Haag. Maar als de aanmelders uit mbo of havo niet worden toegelaten op deze hogeschool gaan ze naar een ander. In totaal willen we dat 50% of meer naar het hoger onderwijs gaat. Iedere hogeschool die in staat is om de beste leerlingen uit de vijver te vissen zal daarna lagere uitvalcijfers en hogere rendementen tonen. Maar dat kan op macroniveau nooit het argument zijn om selectie aan de poort voor iedere hogeschoolstudent te bepleiten. De opdracht voor de samenleving is nog steeds om de instroom van ongeveer 100.000 studenten per jaar optimaal hoger onderwijs te geven. Het laag hangend fruit is snel geplukt. De kunst is om elk jaar al het fruit op het goede moment te plukken. En dat vergt nationale sturing en coördinatie. Dat wil de commissie Veerman niet, want die respecteert de autonomie van ieder college van bestuur. Deze commissie had er beter aan gedaan om in zijn rapport kritisch te onderzoek wat de samenhang is tussen kwaliteit van de instroom en de grootte van uitval en rendement. En vervolgens de vraag te stellen hoe je dan kunt zorgen voor adequaat hoger onderwijs voor iedere student op ieder niveau. Nu laat zij dit over aan de markt? Aan de onderlinge verhouding tussen instellingen en bestuurders? Waar leidt dat gebrek aan coördinatie en sturing op landelijk niveau toe?  Is een hogeschool met bovenal havo/mbo instroom dan hetzelfde als de universiteit met alleen vwo instroom? Natuurlijk niet! Het vwo en gymnasium zijn een uitstekende zesjarige voorselectie voor de universiteiten. Helemaal bovenaan de top van de kennispiramide, voor de slimste 2% van de jeugd, is er plaats om één of twee universiteiten heel zwaar te laten selecteren. De andere universiteiten hoeven niet te selecteren want dat heeft het voortgezet onderwijs al veel beter voor ze gedaan dan zij dat zelf kunnen. De hogescholen krijgen de subtop van het middelbaar onderwijs binnen. De havo en het mbo-4 hebben in vijf- respectievelijk acht jaar met veel zorg en inspanning aan de voorsortering en selectie van de studenten gewerkt.  Behalve om bijzondere redenen bij geneeskunde, de kunsten, de 1ste graads lerarenopleiding lichamelijke oefening en de 2% slimste studenten zijn er vanuit macrobeleid geen argumenten te geven waarom er na een dergelijke langdurige voorselectie in het voortgezet en middelbaar beroepsonderwijs nog een keer selectie aan de poort moet plaatsvinden. Dit idee druist in tegen alles wat in Europa (en de wereld) op macroschaal aan kennisontwikkeling nodig is en aan onderwijsbeleid wordt ingezet . De commissie Veerman geeft bestuurlijk gewenste antwoorden, de argumenten stammen uit een tijd dat we minder gericht waren op het zo hoog mogelijk opleiden van ieder talent en daarmee heeft de commissie Nederland als kennisland geen dienst bewezen. Jammer. Op deze manier raken we steeds verder weg van de top-vijf van meest competitieve landen.

De cijfers die ik heb gebruikt komen allemaal uit de databases van het CBS en de hbo-raad.